maandag 2 juli 2012

7. Oorspronkelijke eenzaamheid

(Deel 7 van 12, volledige artikel staat hier....).
In de visie van de TvL was de eerste mens, Adam, in het paradijs eenzaam, totdat zijn vrouw Eva geschapen werd. De paus noemt dit de oorspronkelijke eenzaamheid[1], hij baseert het op Genesis 2, 18 waar staat: “Het is niet goed voor den mens, dat hij alleen blijft. Ik zal dus een hulp voor hem maken, die hem past.” Die eenzaamheid bestaat doordat de mens, als man zijnde, een vrouw aan zijn zijde mist, de mens mist een seksuele wederhelft[2]. En de mens is pas volkomen gelukkig wanneer hij een vrouw naast zich heeft met wie hij de genoegens van het huwelijksleven genieten kan[3]. Maar de tekst geeft helemaal geen aanleiding voor deze uitleg, Adam zegt niet dat hij eenzaam is, maar het is God die zegt: “Het is niet goed voor den mens, dat hij alleen blijft.” (Gen. 2, 18), hiermee geeft Hij aan dat het scheppingswerk nog niet af is. Adam gaf de dieren namen, “maar vond geen hulp, die hem paste.” Dit wil niet zeggen dat Adam een hulp nodig had, dat hij hulpbehoevend was. Het is ook niet zo dat hij jaloers was op de dieren, omdat die wel als mannetje en vrouwtje geschapen waren. Maar de term die bij ons vertaald is met het woordje ‘hulp’ duidt op ‘evenbeeld’, ‘iemand die tegenover hem staat’. Het accent in dit gedeelte ligt op het feit dat Adam de dieren namen geeft, daarmee wordt aangetoond dat hij heerschappij heeft over de dieren, maar hij merkt ook dat hij een geheel andere natuur heeft dan de dieren. Maar zodra hij zijn vrouw ziet weet hij dat zij van gelijke natuur is. Wanneer Adam eenzaam zou zijn geweest en hulpbehoevend dan zou hij ook een tijd lang niet volmaakt gelukkig zijn geweest, hetgeen betekent dat de mens zich al voor de zondeval ongelukkig voelde, terwijl God van alles gezegd had het goed was.

De theologie van de paus leidt noodzakelijkerwijs ook tot een geheel ander zicht op begeerlijkheid. Duidelijk onder woorden gebracht door E.H. Goethals: “Laten we even aannemen dat de eerst mens pas gelukkig was als hij een vrouw had met wie hij een huwelijksgemeenschap kon vormen. Vermits de mens niet anders kan dan het geluk verlangen en nastreven zoals hij het zich indenkt in de gegeven toestand van zijn besef, moest die eerste mens dan ook begeerte hebben naar zijn vrouw, en wel als echtgenote, vermits het juist dat was wat hij nodig had om gelukkig te zijn met de hulp die bij hem paste. Dat wil zeggen dat hij de zinnelijke lust of begeerlijkheid reeds had voor zijn zonde, wat de hele theologie van Johannes Paulus II ons wil doen geloven.[4]” Begeerlijkheid is in de visie van de paus slechts zondig wanneer het leidt tot verslaving of gebruik van de ander als een object voor lustbevrediging[5].


[1] 5e audiëntie: De betekenis van de oorspronkelijke eenzaamheid van de mens , oktober 1979
[2] 9e audiëntie: “Op die manier wordt de betekenis van de oorspronkelijke eenheid van de mens via de mannelijkheid en vrouwelijkheid uitgedrukt als overschrijding van de grenzen van de eenzaamheid en tegelijkertijd als een bevestiging - ten opzichte van beide menselijke wezens - van al wat in de eenzaamheid constituerend is voor 'de mens'.”
[3] 15e audiëntie: “Juist in die subjectieve dimensie als twee door hun man- en vrouw-zijn bepaalde menselijke 'ego'-s, verschijnen beiden, man en vrouw, in het mysterie van hun gelukkig makend 'begin' (We bevinden ons in de staat van de oorspronkelijke onschuld en gelijktijdig van het oorspronkelijk geluk van de mens).”, 16 januari 1980, nr. 5
[4] C. Goethals Pr., “Van de ergernis rond de Encycliek ‘Humanae Vitae’ tot ‘Exhortatio  Familiaris Consortio’ en het Handvest ‘Rechten van het Gezin’ van Johannes Paulus II”, 1984
[5] Miniserie Theologie van het Lichaam op Radio Maria door Vincent Kemme: “Leven in de Geest bevrijdt ons van de verslaving aan de hartstochten. Het bevrijd ons niet van onze seksuele verlangens, want daar hoeven we helemaal niet van bevrijd te worden: die horen bij het originele plan van God voor man een vrouw, opdat zij één vlees zouden zijn en icoon van de eenheid die er in de Drie-eenheid is.”

Geen opmerkingen: