maandag 2 juli 2012

6. Het lichaam een sacrament?

(Deel 6 van 12, volledige artikel staat hier....).
De mens is door zijn lichaam, zijn mannelijkheid of vrouwelijkheid, ook een sacrament, zo wordt door paus Johannes Paulus II gezegd. De mens heeft een bijzondere gelijkenis met God, een gelijkenis die de paus ziet in de lichamelijkheid van de mens, in zijn mannelijkheid en vrouwelijkheid en de echtelijke betekenis van het lichaam[1]. Waarop hij concludeert: “En in die dimensie ontstaat aldus een oersacrament, te verstaan als teken dat het van alle eeuwigheid af in God verborgen onzichtbare mysterie op doeltreffende wijze in de zichtbare wereld overdraagt.“[2] Maar hiermee wordt aan het woord sacrament een heel andere invulling gegeven dan in de Traditie tot nog toe gebeurde. Volgens de catechismus van Pius X en de Summa Theologiae van Thomas van Aquino, is een sacrament is een tastbaar en werkzaam/doeltreffend teken van Gods genade, het is ingesteld door Christus, en een heiligende remedie tegen de zonde, het heeft tot doel heeft om de ziel te heiligen en tot God te brengen. Zo beschouwd is het vreemd om een lichaam en de echtelijke betekenis van een lichaam een sacrament te noemen. Al helemaal wanneer je het die betekenis geeft in de paradijselijke situatie, zoals de paus doet, toen de mens nog geen zonde gedaan had en hij dus nog een zuivere ziel had. Het klopt ook niet wanneer je het toepast op deze tijd, na de zondeval. Immers de heiden of afgodendienaar heeft ook een lichaam en kent in veel gevallen ook de echtelijke betekenis van zijn lichaam. Toch kun je niet zeggen dat zijn ziel heiliger wordt en tot God gebracht wordt door het hebben van een lichaam of door het hebben van geslachtsgemeenschap. Een lichaam kan een sacramentalia zijn. Wanneer een lichaam na de zondeval door Gods genade geheiligd wordt tot tempel van de Heilige Geest, dan kan zo’n lichaam, of de botten ervan, na de dood tot relikwie worden en mensen helpen om te delen in Gods genade, om genezing te vinden voor hun ziel. Maar dat geldt niet voor een lichaam in het algemeen, maar voor een lichaam dat door gebruik van de sacramenten en door Gods genade geheiligd is. De Rooms Katholieke Kerk is niet dualistisch, en verafschuwt het lichamelijke niet. Maar dat lichaam moet wel eerst geheiligd worden door het werk van God in zijn Kerk.

De lichamelijkheid, mannelijkheid en vrouwelijkheid en de vleselijke eenwording maken in de TvL dus integraal onderdeel uit van het sacrament van het huwelijk[3]. Heel anders spreekt de H. Thomas van Aquino hierover[4]. In zijn Summa Theologiae leert hij ons dat de vleselijke eenwording geen deel uitmaakt van dit sacrament. Immers, in het paradijs was het huwelijk al door God ingesteld, maar er was geen vleselijke eenwording. De vleselijke eenwording maakt dus geen integraal deel uit van het huwelijk. Een sacrament is een teken van heiligheid, en aangezien een huwelijk heiliger is zonder vleselijke eenwording, is het dus zo dat deze vleselijke eenwording geen deel uitmaakt van het sacrament van het huwelijk. Ook het huwelijk van de H. Familie toont ons aan dat een huwelijk zonder de vleselijke eenwording waarlijk huwelijk is, en zelfs een ultiem voorbeeld ervan. Het is weliswaar een optie en een recht dat beide echtlieden binnen het huwelijk hebben, maar geen vereiste, aangezien een huwelijk eerst en vooral  samensmelting is van de zielen en niet van de lichamen, zoals we eerder al aangaven naar aanleiding van wat Paus Pius XI ons leert in Casti Connubii.


[1] 19e audiëntie: “De mens verschijnt in de zichtbare wereld als de hoogste uitdrukking van de goddelijke gave, omdat hij de innerlijke dimensie van de gave in zich heeft. En daarmee brengt hij in de wereld zijn bijzondere gelijkenis met God, en dank zij die gelijkenis overstijgt en beheerst hij eveneens zijn 'zichtbaarheid' in de wereld, zijn lichamelijkheid, zijn mannelijk- of vrouwelijkheid, zijn naaktheid. En wat eveneens een afspiegeling is van die gelijkenis, is het fundamentele besef van de echtelijke betekenis van het lichaam, een besef dat doordrenkt is van het mysterie van de oorspronkelijke onschuld.”, 20 februari 1980, nr. 3.
[2] 19e audiëntie, alinea 4
[3] 19e audiëntie in zijn geheel en 103 alinea 4.
[4] Summa Theologiae; vraag 42: Het Huwelijk als sacrament, artikel 4.

Geen opmerkingen: